Terwijl de meeste mensen nooit een dak betreden is dat voor onder meer dakdekkers, airco-technici en GSM-installateurs een dagelijks gebeuren. Indien geen doeltreffende maatregelen voor dakbeveiliging worden genomen lopen deze personen onaanvaardbaar risico.
Werkgevers zijn wettelijk verplicht om de gevaren voor hun personeel bij het werken op daken zoveel mogelijk te beperken. Ook zelfstandig werkende personen moeten voor zichzelf maatregelen treffen om valgevaar te voorkomen.
Voor het bereiken van effectieve dakbeveiliging is de medewerking nodig, ook financieel, van de gebouweigenaar. Deze medewerking zal in het algemeen worden gegeven aangezien het niet in orde zijn van de dakbeveiliging tot gevolg heeft dat noodzakelijke werkzaamheden op het dak niet uitgevoerd kunnen worden. Bovendien kan bij schade ten gevolge van onvoldoende dakbeveiliging tegen een gebouweigenaar een civielrechtelijk proces worden aangespannen.
De verplichting tot dakbeveiliging is geregeld in de Arbowetgeving, een stelsel dat bestaat uit de Arbowet, het Arbobesluit en de Arboregeling. Verder zijn er Arbobeleidsregels waarin nader wordt aangegeven hoe de Arbowetgeving het beste toegepast kan worden.
De Arbeidsinspectie ziet erop toe dat de regelgeving op het gebied van dakbeveiliging inderdaad wordt toegepast. Thans voldoen echter veel daken nog niet aan de eisen en er moeten derhalve in de nabije toekomst wat betreft de dakbeveiliging nog vele verbeteringen aangebracht worden.
Verplichting tot dakbeveiliging Artikel 5 van de Arbowet is in verband met de dakbeveiliging van essentieel belang. Daarin staat dat werkgevers verplicht zijn om inzake mogelijke gevaren voor hun personeel een bedrijfs-RI&E (Risico Inventarisatie & Evaluatie) te laten uitvoeren. De RI&E moet onder meer betrekking hebben op de gevaren bij het eventueel werken op daken. Een onderdeel van de bedrijfs-RI&E is het plan van aanpak, waarin wordt beschreven welke maatregelen genomen zullen worden om de veiligheid van het personeel te verbeteren.
De verplichting tot dakbeveiliging is verder geregeld in artikel 3.16 van het Arbobesluit en de daarbij horende Arbobeleidsregel. Daarin is bepaald dat in ieder geval voor het werken op daken met een valhoogte van meer dan 2,5 meter doelmatige dakbeveiliging aanwezig moet zijn.
In verband met het kiezen van de maatregelen voor dakbeveiliging is bovendien de zogenoemde redelijkerwijs-clausule van de Arbowet van toepassing. Deze houdt onder meer in dat bij het maken van een plan voor dakbeveiliging ook economische factoren een rol kunnen spelen.
Behalve de verplichte bedrijfs-RI&E door werkgevers bestaat de mogelijkheid dat gebouweigenaren een dak-RI&E laten uitvoeren. Zo'n speciaal op een bepaald dak gerichte risico-inventarisatie is niet verplicht maar in verband met de dakbeveiliging wel aan te bevelen. Op basis van een dak-RI&E kan een gebouweigenaar een permanente dakbeveiliging laten realiseren.
Bij een dak-RI&E is onder meer van belang welke apparaten en voorzieningen op het dak aanwezig zijn en welke periodieke en/of incidentele werkzaamheden in verband daarmee nodig zijn. Zodra bekend is welke personen wanneer op het dak moeten zijn kan worden nagegaan welke risico's deze personen daarbij lopen. Op basis van de risico-inventarisatie wordt vervolgens een plan van aanpak gemaakt. Daarin wordt beschreven hoe de dakbeveiliging kan worden verbeterd.
Nadat de maatregelen voor betere dakbeveiliging zijn gerealiseerd dient opnieuw een risico-analyse te worden uitgevoerd. Dat is nodig om zekerheid te verkrijgen dat de dakbeveiliging nu inderdaad in orde is.
Collectieve maatregelen voor dakbeveiliging Voor het verbeteren van de dakbeveiliging zijn veelal meerdere oplossingen mogelijk. Het gaat erom te kiezen voor maatregelen die zowel economisch verantwoord als uit het oogpunt van dakbeveiliging effectief zijn.
Volgens de Arbowetgeving dient de voorkeur uit te gaan naar collectieve maatregelen die in één keer tot een veel betere dakbeveiliging leiden. Zulke oplossingen betreffen bijvoorbeeld het verplaatsen van apparatuur en/of looppaden. Ook kan een hekwerk de dakbeveiliging soms sterk verbeteren.
Belangrijk uit het oogpunt van dakbeveiliging is verder dat het dak langs een veilige weg bereikt kan worden, bij voorkeur via een deur in een dakopbouw. Deze toegangsdeur moet tenminste 4 meter van de dakrand verwijderd zijn. Als de afstand korter is dan 4 meter moet zich tussen de toegang en de dakrand een afscherming bevinden. Onderdeel van een goede dakbeveiliging is verder dat bij de toegang tot het dak toepasselijke waarschuwingsborden aanwezig zijn.
Verder is in verband met de dakbeveiliging belangrijk dat zich duidelijke looppaden op het dak bevinden. Deze moeten tenminste 2 meter van de dakrand liggen en voorzien zijn van een afzetting en waarschuwingstekens.
Het achteraf treffen van bouwtechnische maatregelen voor permanente dakbeveiliging gaat met hogere kosten gepaard dan wanneer dit al tijdens de ontwikkeling gebeurt. Daarom is het alleszins aan te bevelen om reeds in het ontwerp voor een nieuw gebouw permanente voorzieningen voor dakbeveiliging op te nemen.
Persoonlijke valbeveiliging Werkgevers zijn altijd verplicht om ten behoeve van hun personeel voor goede dakbeveiliging te zorgen. In situaties waar algemene voorzieningen voor dakbeveiliging ontbreken of ontoereikend zijn moet gebruik worden gemaakt van middelen voor persoonlijke valbeveiliging. Alleen als de werkzaamheden verder dan 4 meter van de dakrand worden verricht is geen dakbeveiliging nodig. Er moet dan wel duidelijk aangegeven zijn waar de grens is van het veilige gebied. Als er zowel een markering als een afscherming aanwezig is hoeft de afstand tot de dakrand slechts 2 meter te zijn.
Met uitsluitend persoonlijke valbeveiliging kan niet worden volstaan bij frequente of langdurige werkzaamheden op een dak. Dan is altijd goede collectieve dakbeveiliging noodzakelijk.
Bij een persoonlijk valbeveiligingssysteem is de persoon door middel van een veiligheidsgordel en een vanglijn verbonden met een ankerpunt op het dak. Daarbij kunnen twee methodes worden toegepast: gebiedsbegrenzing en valstop. Bij gebiedsbegrenzing is de lijn zo kort dat de gebruiker onmogelijk over de dakrand kan vallen. Bij een valstop-systeem kan men wel vallen maar wordt dan tijdens het vallen gestopt door de lijn en een valdemper. Bij voorkeur dient te worden gekozen voor gebiedsbegrenzing aangezien daarmee veel betere veiligheid wordt bereikt dan met een valstop-systeem.
Werkplekbegrenzing is echter niet mogelijk als het werk onvermijdelijk uitgevoerd moet worden op plaatsen met valgevaar, zoals bij het onderhoud van een dakgoot langs de dakrand. In dergelijke situaties kunnen ernstige gevolgen van een eventuele val worden voorkomen door een valstop-systeem. Bij deze methode blijven echter altijd risico's bestaan. Onder meer bestaat bij de valstopmethode het risico dat het systeem faalt door gebreken of verkeerd gebruik.
Systemen voor persoonlijke valbeveiliging moeten periodiek worden geïnspecteerd. Ook is als onderdeel van de dakbeveiliging van belang dat voor deze voorzieningen een duidelijke gebruikershandleiding aanwezig is.