Wat is een thermische beveiliging bij motorvertrekken? Een thermische beveiliging (in omgang thermiek genoemd) beveiligt een motor tegen overbelasting, m.a.w. limiteert de stroom die een toesel mag opnemen. Het is dus geen beveiliging tegen kortsluiting !!!
Hoe werkt een thermische beveiliging? Hoe aansluiten?
De beveiliging bestaat uit drie bimetalen, één op elke fase, omwikkeld met een geijkte geleider. De bimetalen bedienen een nok die een kontakt sluit en een ander opent. De thermische beveiliging wordt altijd gebruikt tesamen met een kontaktor en is zodanig geconstrueerd dat die daar juist op past. De stuurkring van de kontaktor gaat altijd over het normaal gesloten kontakt van de beveiliging.
Normaal gesloten betekent dat het kontakt in rusttoestand gesloten is, in dit geval, als de thermische beveiliging niet afgesprongen is. Dat kontakt wordt aangeduid met de letters NC (normally closed) of een vol bolletje of het symbool van een normaal gesloten kontakt:
Wanneer de stroom door die geijkte draad loopt zal die warm worden en daardoor het bimetaal opwarmen waardoor dat zal gaan buigen. Indien de stroom hoger wordt dan de instelling , dan zal dat bimetaal verder buigen en via de nok het normaal gesloten kontakt openen. De stroom door de spoel van de kontaktor wordt onderbroken en het toestel wordt stilgelegd.
Op het andere kontakt van de thermische beveiliging kan een controlelampje of een alarmsignaal worden aangesloten. Dat kontakt is normaal open (NO=normally open of open bolletje O of ). Het zal kontakt geven wanneer de beveiliging afspringt.
De stroomsterkte wordt ingesteld met (op de foto) de grijze nok. Deze gaat een speling geven tussen de pal en de schakelnok die door de buigende bimetalen dient overwonnen te worden om de beveiliging te laten afspringen. Hoe kleiner de instelwaarde, hoe kleiner de speling. De rode nok is de reset. Dit kan enkel wanneer de bimetalen voldoende afgekoeld zijn.
Keuze van thermische beveiliging Hiervoor dient men rekening te houden met de nominale stroom opgenomen door het te beveiligen toestel. Die is vermeld op het kenplaatje of identificatieplaatje. Zoniet kan die gemeten worden met een ampère tang.
Dan selecteert men een thermische beveiliging waarbij de benodigde stroomsterkte in de schaalverdeling valt of in het begin ervan. Indien helemaal op het einde, dan beter een iets zwaardere kiezen daar die anders net iets te licht zal blijken. Het instelbereik van de thermieken overlappen mekaar voor een stukje.
De instelling op de thermische beveiliging is slechts een fractie hoger dan de nominale stroom. Indien de thermische beveiliging dan afspringt is er iets mis (bv te hoge belasting of toesel geblokkeerd = opname van teveel stroom). Mogelijk scheelt er iets aan de wikkelingen die dan dienen uitgemeten te worden. Hier kan dan één wikkeling meer stroom opnemen dan de twee andere ofwel ontbreekt er een fase waardoor de motor ook meer stroom opneemt en uiteindelijk zal verbranden indien er geen beveiliging is.
Dus nooit zomaar de instelling hoger zetten!
Bij werken aan de aansluitingen steeds spanningsloos werken!
- Zorgen dat het toestel niet automatisch kan starten (zekeringen uittrekken)
- Zorgen dat niemand het toestel kan starten ( knop vergrendelen indien mogelijk en aanduiden dat er werken bezig zijn)
- Let op: zelfs als de zekeringen van de vermogenkring uitgetrokken zijn, kan er nog steeds spanning aanwezig zijn op de stuurkring daar deze vaak afzonderlijk afgezekerd is! Nazien en meten! Meten is weten!
- Na de werken steeds alles terug in originele staat brengen: draden terug in de kabelgoot, deksel van de motor terug over de aansluitklemmen…. Geen naakte kontaken bereikbaar laten!
De jongere versies hebben nog een toets waarmee de thermische beveiliging manueel in “thermiek” kan gezet worden. Dat is enkel te gebruiken als bijkomende zekerheid !!! Altijd de schakelaar en de automatische zekering afzetten bij werken!!! De thermische beveiliging kan immers altijd door stoten ontgrendeld worden en bovendien blijft er spanning aan de voorkant van de kontaktor!