/ Home / CE-markering / Europese Richtlijnen / ATEX 114 en 153 / Artikelen  

Ontstekingsbronnen

Om ontstekingsbronnen ‘onschadelijk’ te maken zullen ze in eerste instantie geïnventariseerd moeten worden. In eerste plaats zullen de ontstekingskarakteristieken van brandstoffen op tafel moeten komen. Deze karakteristieken worden in belangrijke mate vastgesteld aan de hand van de minimale ontstekingsenergie en de minimale ontstekingstemperatuur van de stoffen. Bij stoffen is ook de glimtemperatuur van belang, dit is de temperatuur waarbij net geen ontsteking plaatsvindt.

Mogelijke ontstekingsbronnen zijn:
- Hete oppervlakten
- Vlammen en hete gassen (geisers, stoomketels, naverbranders, vlambogen bij laswerk, rookgaskanalen, droogtorens, etc.)
- Elektrische vonken
- Elektromagnetische straling
- Zwerfstromen
- Statische elektriciteit
- Effecten van bliksem
- Mechanische vonken, wrijving
- Chemische reactie (zelfontbranding)
- Adiabatische compressie; het ontstaan van zeer hoge temperaturen waardoor een explosie veroorzaakt wordt. Hierdoor ontstaan ‘schokgolven’.

Om onstekingsgevaar te voorkomen is het noodzakelijk dat:
- Oppervlakte temperatuur moet lager zijn dan de MIT-waarde (MIT: Minimum Ignition Temperature).
- Bij waarden hoger dan MIT of elektrische vonken
- Stof/gas dichte behuizing IP6x of intrinsiek veilige uitvoering (low energy)
- Elke andere ontstekingsbron uitgesloten is


Ing Bram Riedijk MSc