/ Home / Branchegewijze toelichtingen / Algemeen / Arbeidsmiddelen  

Wie is bevoegd te inspecteren
keuringen

Arbobesluit artikel 7.4a Keuringen

1. Een arbeidsmiddel waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie wordt na de installatie en voordat het voor de eerste maal in gebruik wordt genomen alsmede na elke montage op een nieuwe locatie of een nieuwe plek gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren.

2. Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden die leiden tot verslechteringen welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties wordt, zo dikwijls dit ter waarborging van de goede staat noodzakelijk is, gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd.

3. Een arbeidsmiddel als bedoeld in het tweede lid wordt voorts gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd, telkens wanneer zich uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan die schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van het arbeidsmiddel. Als uitzonderlijke gebeurtenissen worden in ieder geval aangemerkt: natuurverschijnselen, veranderingen aan het arbeidsmiddel, ongevallen met het arbeidsmiddel en langdurige buitengebruikstelling van het arbeidsmiddel.

4. Keuringen worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling.

5. Schriftelijke bewijsstukken van de uitgevoerde keuringen zijn op de arbeidsplaats aanwezig en worden desgevraagd getoond aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 32 van de wet.

6. Dit artikel is niet van toepassing op attractie- en speeltoestellen waarop het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen van toepassing is.

7. Het eerste tot en met het vierde lid. zijn niet van toepassing op steigers waarop artikel 7.34 van toepassing is.

8. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op:
a. hijskranen waarop artikel 7.19 van toepassing is;
b. hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen aan boord van schepen waarop artikel 7.29 van toepassing is;
c. liften waarop het Liftenbesluit 1, dan wel het Besluit liften van toepassing is;
d. stoom- en damptoestellen waarop het Stoombesluit van toepassing is.

9. Het tweede lid is niet van toepassing op:
a. hijs- en hefgereedschap waarop artikel 7.20 van toepassing is;
b. containers waarop het Besluit containers van toepassing is.