Inleiding automatische uitschakeling van de voeding
Bij een defect moet het beveiligingstoestel de voeding (van het beveiligde deel) van de installatie automatisch uitschakelen. Deze uitschakeling moet aanraakspanningen groter dan 50 V ~ of 150 V = zonder rimpel beperken tot een tijd die geen gevaar voor schadelijke fysiologische effecten kan opleveren bij een persoon die de aanraakbare delen aanraakt. Afhankelijk van de wijze van aarding is in bepaalde omstandigheden een uitschakeltijd van ten hoogste 5 s toegestaan.
Aarding Metalen gestellen moeten met aarde zijn verbonden met inachtneming van het bepaalde voor de verschillende aardingssystemen. Gelijktijdig aanraakbare metalen gestellen moeten met een gemeenschappelijke aardelektrode zijn verbonden.
Aardlekschakelaar 30 mA Vreemde geleidende delen die zich binnen handbereik bevinden en die door een defect onder spanning kunnen komen, moeten zijn aangesloten op een beschermingsleiding.
Potentiaalvereffening In ieder gebouw moeten een aantal geleidende delen door basisvereffeningsleidingen verbonden worden met de hoofdaardrail of -klem, het gaat om:
* elektrisch geleidende hoofdleidingen voor watervoorziening,
* elektrisch geleidende hoofdleidingen voor gasvoorziening,
* andere elektrisch geleidende leidingstelsels zoals centrale verwarmings- en luchtbehandelingssystemen,
* de staalconstructie van het gebouw en
* beton-wapening, indien dit om bijzondere redenen is gewenst.
Voorts dienen alle vreemde geleidende delen die zich binnen handbereik bevinden en die door een defect onder spanning kunnen komen te staan, zijn aangesloten op een beschermingsleiding.
Het bepaalde met betrekking tot basisvereffeningsleidingen houdt in dat: a)
a) de verbinding direct tot stand moet worden gebracht. Dit sluit toepassing van plaatselijk aangebrachte verzamelrails of klemmenstroken niet uit,
b) in alle gevallen onmiddellijk achter de meter respectievelijk de hoofdkraan (aan de verbruikerszijde) een basisvereffeningsleiding moet zijn aangebracht en
c) indien de lengte van de hoofdleiding, gerekend vanaf het punt van binnenkomst in het gebouw tot de hoofdkraan respectievelijk de meter, meer is dan 5 m:
1. een overbrugging over de meter en/of kraan moet worden aangebracht of
2. een tweede basisvereffeningsleiding voor de meter en/of kraan moet worden aangebracht.
Waar leidingstelsels het gebouw binnenkomen moet potentiaalvereffening zo dicht mogelijk bij de plaats van binnenkomst plaatsvinden.
Basisvereffeningsleidingen moeten voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 54
Aanvullende potentiaalvereffening Indien in een installatie of een deel daarvan, die deel uitmaakt van een TN-, TT- of IT- stelsel, niet kan worden voldaan aan de bepalingen voor automatische uitschakeling van de voeding zoals omschreven in de norm moet bovendien plaatselijk een aanvullende potentiaalvereffening zijn aangebracht