Het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport riep fabrikanten een paar jaar geleden al op om niet langer weekmakers in PVC baby-speelgoed te gebruiken. Het ging daarbij niet om een verplichting, maar slechts om een oproep van de wetgever aan speelgoedfabrikanten en importeurs. Sindsdien is er niet veel gebeurd want enige tijd geleden stonden met de Scoubidou's hetzelfde probleem weer volop in de belangstelling.
Het probleem met weekmakers betreft vooral bijtringen, sabbelaars maar ook bijvoorbeeld de Scoubidou's die door baby's in de mond worden genomen. De oproep van het ministerie is destijds gedaan naar aanleiding van een onderzoek uitgevoerd door de Inspectie Gezondheidsbescherming (voorheen Keuringsdienst voor Waren) en het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieuhygiene (RIVM). Uit dat onderzoek kwam naar voren dat bij sabbelen op dergelijk speelgoed weekmakers worden afgegeven aan het speeksel en zo worden opgenomen in het lichaam. De weekmakers (ftalaten) worden er van verdacht lever- en nierbeschadigingen, kanker en onvruchtbaarheid te kunnen veroorzaken.
Het PVC speelgoed valt onder de richtlijn Speelgoed. Deze stelt veiligheidseisen aan speelgoed. De richtlijn Speelgoed en de geharmoniseerde normenreeks EN 71 bevatten echter geen eisen met betrekking tot een maximaal toelaatbaar niveau van weekmakers in speelgoed.
Ook in het Speelgoedbesluit, in de Nederlandse wetgeving, is het maximale gehalte aan weekmakers in speelgoed niet geregeld. Zowel de Speelgoedrichtlijn als het Speelgoedbesluit stellen echter een algemene veiligheidseis; een fabrikant mag slechts speelgoed op de markt brengen indien bij het gebruik op een wijze die gezien het gangbare gedrag van kinderen te verwachten is, voor veiligheid en/of gezondheid van de gebruikers of van derden geen gevaar oplevert. In de praktijk hanteert men voor speelgoed bestemd voor kinderen tot drie jaar een maximum van 0,1 procent weekmakers. Voor speelgoed bestemd voor oudere kinderen bestaat geen grenswaarde.
Hoewel baby's door het gebruik van het speelgoed in aanraking kunnen komen met een hogere dosis weekmakers dan maximaal aanbevolen, is uit het onderzoek niet gebleken dat dit een onmiddellijk gevaar voor de gezondheid op zal leveren. Tevens zijn er wetenschappelijke bewijzen wat betreft de schadelijke effecten van PVC voor de gezondheid van baby's onvoldoende op grond van de algemene veiligheidseis. De overheid zal dus op grond van het Speelgoedbesluit niet optreden. Uit recent onderzoek van het Duitse milieuministerie van Nordrijn-Westfalen blijkt echter dat weekmakers wel degelijk schadelijke effecten hebben.
Door middel van de oproep wou de overheid destijds de inname van weekmakers door baby's tegengaan vanwege de onzekerheden over schadelijke effecten van de stoffen. De oproep was echter niet meer dan een beroep op het verantwoordelijkheidsgevoel van fabrikanten om vrijwillig over te gaan tot het uit de handel nemen van dergelijk speelgoed. Onderzoek in Duitsland gaf extra druk op de ketel om uiteindelijk toch iets te regelen in juridische zin omtrent gebruik van weekmakers in speelgoed. Ook de Voedsel en Waren autoriteit (VWA) heeft onderoek gedaan naar de Scoubidous. Volgens de VWA konden de kunststof touwtjes weinig kwaad, zo lang ze niet in de mond worden gestopt. Uit voorzorg adviseerde de VWA om de handen te wassen nadat er met een Scoubidou is gespeeld.
Volgens toxicoloog A. Bast is het slechts bij zeer hoge hoeveelheden gevaarlijk. Om de stof binnen te krijgen, zou het gegeten moeten worden. Via aanraken en sabbelen krijgt men een verwaarloosbare hoeveelheid ftalaten binnen, zegt Bast. Inmiddels is de Universiteit Wageningen op zoek naar een alternatieve weekmaker. Als basis daarvoor dient plantaardig materiaal.
Ook in een drie pagina's tellend TNO-rapport kwam niet naar voren dat weekmakers gevaarlijk zijn. Men heeft de originele en een namaak onderzocht waaruit bleek dat er respectievelijk 13% en 20% weekmakers gevonden zijn. Veel hoger dan de 0,1% dus. In de conlusie lezen we echter niet dat het een gevaar voor de volksgezondheid zou opleveren.
Veel onduidelijkheid dus. Het Europees Parlement heeft in februari 2005 uitgesproken meer maatregelen te wensen zoals bijvoorbeeld een verbod op weekmakers. Een aantal EU-lidstaten wilden bepaalde categorieën vrijstellen, bijvoorbeeld voor speelgoed dat is bestemd voor kinderen van drie jaar of ouder. Het Europees Parlement heeft dit echter van de hand gewezen. Dat heeft tot gevolg dat, als de Europese wetgeving ingevoerd is, in alle lidstaten weekmakers vanaf 2007 niet meer gebruikt mogen worden in nieuw kinderspeelgoed.
Om precies te zijn geldt dit verbod voor het gebruik van zes ftalaten in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen die bestemd zijn om in de mond te worden genomen.
Het gebruik van drie ftalaten (DEHP, BBP, DBP) die nadelige effecten hebben op de ontwikkeling en voortplanting wordt in alle speelgoed en kinderverzorgingsartikelen verboden.
Voor de drie overige ftalaten (DINP, DIDP en DNOP) geldt een verbod op gebruik in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen die in de mond genomen kunnen worden.
Door een algemene maatregel van bestuur op grond van de Warenwet zal deze richtlijn in Nederlands recht worden omgezet. Deze maatregel zal op 19 januari 2007 in werking treden en vanaf die datum is het verboden dergelijke producten, die vallen onder het verbod, te verhandelen.