Aarding en kortsluiting werkzaamheden hoogspanning
Voor alle delen van hoogspannings- en sommige laagspanningsinstallaties waar aan gewerkt zal gaan worden, geldt dat deze op de werkplek moeten zijn geaard en kortgesloten. Materieel of toestellen voor aarding en kortsluiting moeten eerst op het aardpunt zijn aangesloten en dan op de te aarden componenten. Indien mogelijk, moeten het materieel of de toestellen voor aarding en kortsluiting vanaf de werkplek zichtbaar zijn. Wanneer dit niet mogelijk is, moeten de aardaansluitingen zó dicht mogelijk bij de werkplek zijn aangebracht.
Wanneer tijdens het verloop van de werkzaamheden geleiders moeten worden onderbroken of verbonden en daarbij gevaar bestaat door potentiaalverschillen in de installatie, moeten eerst op de werkplek passende maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld door potentiaalvereffening en/of aarding, voordat de geleiders worden onderbroken of verbonden.
In alle gevallen meet ervoor worden gezorgd dat het materieel of de toestellen voor aarding en kortsluiting en de kabels en verbindingsklemmen voor potentiaalvereffening geschikt zijn voor en voldoende aangepast zijn aan de ideële kortsluitstroom van de elektrische installatie waarin zij zijn geInstalleerd. Er moeten voorzorgsmaatregelen worden getroffen om er voor te zorgen dat de aardaansluitingen tijdens de gehele duur van de werkzaamheden betrouwbaar blijven. Indien de aardaansluitingen tijdens metingen of beproevingen worden verwijderd, moeten speciale veiligheidsmaatregelen worden getroffen.
Wanneer aardingsschakelaars met afstandsbediening worden gebruikt om een elektrische installatie te aarden en kort te sluiten, moet het afstandsbedieningssysteem de stand van de aardingsschakelaar betrouwbaar weergeven.
Bij het aanbrengen van een aardverbinding, moet de werkverantwoordelijke of de door hem aangewezen ploegleider aanwezig zijn. Nadat de werkverantwoordelijke of de ploegleider op de werkplek de spanningsloze toestand heeft vastgesteld, kunnen de noodzakelijke aardingen worden aangebracht.