/ Home / CE-markering / Europese Richtlijnen / BHV  

BHV

BHV Richtlijn

Deze Richtlijn betreft maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk.


Belangrijke artikelen uit de Richtlijn


Algemene verplichtingen van de werkgevers

1. In het kader van zijn verantwoordelijkheden treft de werkgever de nodige maatregelen voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, met inbegrip van de maatregelen ter preventie van beroepsrisico's, voor informatie en opleiding alsmede voor de organisatie en de benodigde middelen.

De werkgever moet ervoor zorgen dat deze maatregelen worden aangepast, ten einde rekening te houden met gewijzigde omstandigheden, en streven naar verbetering van bestaande situaties.

2. Bij de tenuitvoerlegging van de in lid 1, eerste alinea, genoemde maatregelen neemt de werkgever de volgende algemene preventieprincipes in acht:

a) risico's voorkomen;

b) evalueren van risico's die niet kunnen worden voorkomen;

c) bestrijding van de risico's bij de bron;

d) aanpassing van het werk aan de mens, met name voor wat betreft de inrichting van de arbeidsplaats en de keuze van werkuitrusting en werk- en produktiemethoden, met name om monotone arbeid en tempogebonden arbeid draaglijker te maken en de gevolgen daarvan voor de gezondheid te beperken;

e) rekening houden met de ontwikkeling van de techniek;

f) vervanging van wat gevaarlijk is door dat wat niet gevaarlijk of minder gevaarlijk is;

g) planning van de preventie met het oog op een samenhangend geheel dat de volgende aspecten in de preventie integreert: techniek, organisatie van het werk, arbeidsomstandigheden, sociale betrekkingen en invloed van de omgevingsfactoren op het werk;

h) voorrang voor maatregelen inzake collectieve bescherming boven maatregelen inzake individuele bescherming;

i) verstrekken van passende instructies aan de werknemers.

3. Onverminderd de andere bepalingen van deze richtlijn moet de werkgever, rekening houdend met de aard van de activiteiten van het bedrijf en/of de inrichting:

a) de risico's voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers evalueren, met inbegrip van de keuze van de werkuitrusting, de chemische stoffen of preparaten en de inrichting van de arbeidsplaatsen.

Op grond van deze evaluatie en voor zover nodig moeten de preventieactiviteiten en de door de werkgever gebruikte werk- en produktiemethoden

- een betere bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers verzekeren;

- geïntegreerd worden in het geheel van de activiteiten van het bedrijf en/of de inrichting en betrekking hebben op alle niveaus;

b) wanneer hij een werknemer met de uitvoering van een taak belast, de bekwaamheid van de betrokken werknemer op het gebied van veiligheid en gezondheidsbescherming in aanmerking nemen;

c) ervoor zorgen dat over de planning en invoering van nieuwe technologieën overleg wordt gepleegd met de werknemers en/of hun vertegenwoordigers, wat betreft de gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers van de keuzen inzake uitrusting, de arbeidsomstandigheden en de invloed van de omgevingsfactoren op het werk;

d) de nodige maatregelen nemen opdat alleen werknemers die passende instructies hebben gekregen, tot de zones met ernstige en specifieke gevaren toegang hebben.

4. Wanneer er werknemers van verschillende bedrijven op een zelfde arbeidsplaats aanwezig zijn, moeten de werkgevers, onverminderd de andere bepalingen van deze richtlijn, samenwerken bij de uitvoering van de maatregelen inzake veiligheid, hygiëne en gezondheid en, rekening houdend met de aard van de activiteiten, hun optreden cooerdineren met het oog op de bescherming tegen en de preventie van beroepsrisico's en elkaar wederzijds alsmede hun werknemers en/of hun vertegenwoordigers van deze risico's op de hoogte stellen.

5. De maatregelen inzake de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op het werk mogen in geen geval financiële lasten voor de werknemers met zich brengen.




Beschermings- en preventiediensten

1. Onverminderd de in de artikelen 5 en 6 bedoelde verplichtingen wijst de werkgever een of meer werknemers aan die zich met de activiteiten op het gebied van de bescherming tegen en de preventie van beroepsrisico's in het bedrijf en/of de inrichting zullen bezighouden.

2. De aangewezen werknemers mogen geen nadeel ondervinden van hun activiteiten op het gebied van de bescherming tegen en de preventie van beroepsrisico's.

De aangewezen werknemers moeten, ten einde de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen te kunnen nakomen, over voldoende tijd beschikken.

3. Indien de mogelijkheden in het bedrijf en/of de inrichting onvoldoende zijn om deze beschermings- en

preventieactiviteiten te organiseren, moet de werkgever een beroep doen op deskundigen (personen of diensten) van buiten het bedrijf en/of de inrichting.

4. Indien de werkgever een beroep doet op dergelijke deskundigen, moeten de betrokken personen of diensten door de werkgever worden ingelicht over de factoren waarvan bekend is of vermoed wordt dat zij van invloed zijn op de veiligheid en de gezondheid van de werknemers en toegang hebben tot de in artikel 10, lid 2, bedoelde informatie.

5. In alle gevallen:

- moeten de aangewezen werknemers over de nodige capaciteiten en middelen beschikken,

- moeten de geraadpleegde personen of diensten van buitenaf de nodige bekwaamheden hebben en over de nodige personele en professionele middelen beschikken

en

- moeten de aangewezen werknemers en de geraadpleegde personen of diensten van buitenaf voldoende in aantal zijn,

om de beschermings- en preventieactiviteiten op zich te nemen, afhankelijk van de grootte van het bedrijf en/of de inrichting en/of de risico's waaraan de werknemers zijn blootgesteld, alsmede de verdeling ervan over het gehele bedrijf en/of de gehele inrichting.

6. Voor de bescherming tegen en de preventie van risico's voor veiligheid en gezondheid waarvan sprake is in dit artikel, wordt gezorgd door een of meer werknemers, door een enkele dienst of door verschillende diensten, ongeacht of hij (zij) al dan niet deel uitmaakt (uitmaken) van het bedrijf en/of de inrichting.

De werknemer(s) en/of dienst(en) moeten voor zover nodig samenwerken.

7. De Lid-Staten kunnen, rekening houdend met de aard der actitiveiten en de grootte van het bedrijf, de categorieën van bedrijven bepalen waarin de werkgever - mits hij de nodige capaciteiten bezit-zelf de in lid 1 bedoelde taak op zich kan nemen.

8. De Lid-Staten bepalen welke capaciteiten en welke bekwaamheden als bedoeld in lid 5 nodig zijn.

Zij kunnen bepalen welk aantal als bedoeld in lid 5 voldoende is.



Eerste hulp, brandbestrijding, evacuatie van werknemers, ernstig en onmiddellijk gevaar

1. De werkgever moet:

- de nodige, aan de aard en de grootte van de activiteiten van het bedrijf en/of de inrichting aangepaste maatrege-

len treffen op het gebied van de eerste hulp, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers, daarbij rekening houdend met andere aanwezige personen, en

- de nodige verbindingen onderhouden met diensten van buitenaf, met name op het gebied van eerste hulp, medische noodhulp, reddingswerkzaamheden en brandbestrijding.

2. Ingevolge lid 1 moet de werkgever met name voor de eerste hulp, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers, werknemers aanwijzen die belast zijn met het in de praktijk brengen van deze maatregelen.

Deze werknemers moeten een opleiding krijgen, talrijk genoeg zijn en over geschikt materiaal beschikken, rekening houdend met de grootte en/of de specifieke risico's van het bedrijf en/of de inrichting.

3. De werkgever moet:

a) alle werknemers die blootgesteld zijn of kunnen worden aan een ernstig en onmiddellijk gevaar zo spoedig mogelijk in kennis stellen van dat gevaar en van de getroffen of te treffen beschermingsmaatregelen;

b) maatregelen nemen en de werknemers instructies geven ten einde hen toe te staan, in geval van een niet te vermijden, ernstig en onmiddellijk gevaar, hun activiteit stop te zetten en/of zich in veiligheid te stellen door de arbeidsplaats onmiddellijk te verlaten;

c) zich er, behalve in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen, van onthouden de werknemers te verzoeken hun werk te hervatten in een werksituatie waarin nog een ernstig en onmiddellijk gevaar bestaat.

4. Een werknemer die, in geval van een niet te vermijden, ernstig en onmiddellijk gevaar, zijn werkplek en/of een gevaarlijke zone verlaat, mag daar geen nadeel van ondervinden en moet, overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken, worden beschermd tegen alle ongerechtvaardigde nadelige gevolgen daarvan.

5. De werkgever zorgt ervoor dat elke werknemer, wanneer een ernstig en onmiddellijk gevaar voor zijn eigen veiligheid en/of die van anderen dreigt en het onmogelijk is contact op te nemen met de bevoegde hiërarchieke chef, rekening houdend met zijn technische kennis en middelen, de nodige passende maatregelen kan nemen om de gevolgen van een dergelijk gevaar te voorkomen.

Zijn optreden mag dan voor hem geen enkel nadeel met zich brengen, tenzij hij ondoordacht heeft gehandeld of zich schuldig heeft gemaakt aan grove nalatigheid.



Diverse verplichtingen van de werkgevers

1. De werkgever moet:

a) beschikken over een evaluatie van de risico's voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, met inbegrip

van de risico's voor de groepen werknemers met bijzondere risico's;

b) de te nemen beschermende maatregelen en, indien nodig, de te gebruiken beschermingsmiddelen vastleggen;

c) een lijst bijhouden van arbeidsongevallen welke voor de werknemer hebben geleid tot een arbeidsongeschiktheid van meer dan drie werkdagen;

d) overeenkomstig de nationale wetten en praktijken rapporten opstellen ten behoeve van de bevoegde autoriteiten over de arbeidsongevallen die zijn werknemers zijn overkomen.

2. Rekening houdend met de aard van de activiteiten en de grootte van de bedrijven, bepalen de Lid-Staten aan welke verplichtingen de diverse categorieën bedrijven moeten voldoen voor wat betreft de opstelling van de in lid 1, onder a) en b), bedoelde documenten en bij de opstelling van de in lid 1, onder c) en d), bedoelde documenten.



Opleiding van de werknemers

1. De werkgever moet ervoor zorgen dat iedere werknemer bij

- zijn aanstelling,

- een overplaatsing of verandering van functie,

- de invoering van een nieuwe werkuitrusting of verandering van een werkuitrusting,

- de invoering van een nieuwe technologie,

een voldoende veiligheids- en gezondheidsopleiding krijgt, met name in de vorm van voorlichting en instructies, welke opleiding speciaal gericht is op zijn werkplek of zijn functie.

Deze opleiding moet:

- worden aangepast aan de ontwikkeling van de risico's en aan het ontstaan van nieuwe risico's, en

- indien nodig, op gezette tijden worden herhaald.

2. De werkgever moet zich ervan vergewissen dat de werknemers van bedrijven en/of inrichtingen van buitenaf die in zijn bedrijf of inrichting komen werken, inderdaad passende instructies hebben ontvangen in verband met de risico's voor de veiligheid en de gezondheid waaraan zij tijdens hun werkzaamheden in zijn bedrijf of zijn inrichting blootstaan.

3. De werknemersvertegenwoordigers die een specifieke taak hebben op het gebied van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, hebben recht op een passende opleiding.

4. De in de leden 1 en 3 bedoelde opleiding mag niet ten laste van de werknemers of werknemersvertegenwoordigers komen.

De in lid 1 bedoelde opleiding moet worden gegeven in de werktijd.

De in lid 3 bedoelde opleiding moet in de werktijd of overeenkomstig de nationale praktijken worden gegeven, hetzij binnen, hetzij buiten de onderneming en/of de inrichting.




drs. Richard Winter